Geen overeenkomst door onvolledige digitale handtekening


Een IT-dienstverlener meent een overeenkomst te hebben gesloten met twee particulieren. Er zou hierbij een digitale handtekening zijn gebruikt. Beide particulieren voeren aan dat zij nooit een overeenkomst hebben getekend. Omdat de digitale handtekening onder de overeenkomst betwist wordt, stelt de rechter in deze zaak vast hoe de handtekening, gezet via het programma SignRequest, geduid moet worden. Dit is van belang voor de bewijskracht van de handtekening.

Geschatte leestijd: 4 minuten

Wel of geen overeenkomst tot stand gekomen?

Volgens twee particulieren is er nooit een schriftelijke overeenkomst getekend. De werkzaamheden waarvoor zij mondeling wel opdracht hebben gegeven, zijn niet of niet deugdelijk uitgevoerd. De IT-dienstverlener heeft verder in strijd met de afspraken werk uitgevoerd waarvoor geen opdracht was gegeven. Beide hebben hierdoor ook schade geleden. Zij vorderen bij de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam terug wat zij hebben betaald, aangevuld met een vergoeding van hun kosten. De IT-dienstverlener vordert in reconventie een verklaring voor recht dat tussen partijen weldegelijk een overeenkomst tot stand is gekomen die is ondertekend via de digitale ondertekeningsmethode SignRequest. 

In dit artikel beperk ik me tot de kwalificatie van de elektronische handtekening en tot de beantwoording van de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen.

Duiding van de digitale handtekening

De IT-dienstverlener dient bewijs aan te leveren dat er een overeenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter geeft aan dat het voor dit bewijs in beginsel voldoende is dat er een onderhandse akte wordt overlegd. De IT-dienstverlener stelt dat er een elektronische onderhandse akte is gesloten. Om dezelfde bewijskracht te hebben als een schriftelijke akte, geldt voor een elektronische onderhandse akte dat deze rechtsgeldig ondertekend moet zijn.

Op grond van art. 3:15a BW, zo motiveert de kantonrechter, heeft een gekwalificeerde elektronische handtekening dezelfde rechtsgevolgen als een handgeschreven “natte” handtekening. Een geavanceerde elektronische handtekening en een andere elektronische handtekening hebben ook dezelfde rechtsgevolgen als een handgeschreven handtekening, als voor deze elektronische handtekeningen een methode voor ondertekening is gebruikt die voldoende betrouwbaar is. Of een methode voldoende betrouwbaar is, is afhankelijk van het doel waarvoor de elektronische handtekening is gebruikt en van alle overige omstandigheden, zo volgt uit artikel 3:15a BW.

Verificatie ontbreekt bij digitale ondertekening 

De IT-dienstverlener heeft naar oordeel van de kantonrechter niet onderbouwd dat de elektronische handtekening voldoet aan de eisen van artikel 26 eidas-verordening. Ook is niet gebleken dat het gebruikte programma een gekwalificeerd middel is in de zin van artikel 3 van de eidas-verordening, of dat de handtekening gebaseerd is op een gekwalificeerd certificaat in de zin van artikel 3 sub 15 van de eidas-verordening. De handtekening kan dan ook niet worden aangemerkt als een gekwalificeerde elektronische handtekening. Daarom zal op grond van artikel 3:15a BW gekeken moeten worden of de methode die volgens de IT-dienstverlener is gebruikt voor ondertekening voldoende betrouwbaar is.

De kantonrechter stelt vast dat uit de ondertekeningslog blijkt dat de door SignRequest gehanteerde methode van e-mailverificatie niet is voltooid. SignRequest constateert dit zelf ook en verklaart dat een dergelijke verificatie dient plaats te vinden voordat een document definitief wordt. Artikel 26 van de eidas-verordening vereist voor een geavanceerde elektronische handtekening onder meer dat deze op unieke wijze aan de ondertekenaar is verbonden en dat zij tot stand komt “met gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen die de ondertekenaar, met een hoog vertrouwensniveau, onder zijn uitsluitende controle kan gebruiken”. Daarvan is, naar oordeel van de kantonrechter, in dit proces niet gebleken, omdat enige vorm van verificatie achterwege is gebleven. Daarmee is er in ieder geval geen sprake van een geavanceerde elektronische handtekening.

De kantonrechter komt tot het oordeel dat de IT-dienstverlener er niet in is geslaagd voldoende te onderbouwen dat er van een digitaal ondertekende overeenkomst sprake is.

Is er een overeenkomst tot stand gekomen?

De kantonrechter overweegt kortgezegd als volgt. Met name uit WhatsApp berichten blijkt dat beide consumenten de gang van zaken zeer onduidelijk vonden en zich overvallen voelden door de onverwachte aanpassing van accounts en niet gewenste IT-veranderingen. Voor de totstandkoming van een overeenkomst is aanbod en aanvaarding vereist. Dat beide consumenten het aanbod van de IT-dienstverlener hebben aanvaard is onvoldoende onderbouwd gesteld en is niet gebleken. Dit leidt ertoe dat geen overeenkomst tot stand is gekomen. Beide consumenten worden in het gelijk gesteld.

Meer weten?

Heb je vragen over dit onderwerp, neemt dan gerust contact op of lees andere artikelen over dit onderwerp.