Geen journalistieke exceptie bij frustreren examenritten CBR

Geen journalistieke exceptie bij frustreren examenritten CBR


De Nederlandse uitvoeringswet AVG (UAVG) bepaalt dat de AVG slechts deels van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens als de persoonsgegevens noodzakelijk zijn voor een journalistiek doel. In het kortgeding dat ik in dit artikel behandel staat vast dat de activiteiten van de gedaagde zijn verricht uit hoofde van zijn journalistieke rol. Echter heeft de gedaagde de journalistieke grenzen overschreden door onder meer in strijd met de AVG personen herkenbaar in beeld te brengen.

Voormalige rijschoolhouder botst met het CBR

Een voormalig rijschoolhouder is het oneens met het beleid en het handelen van het CBR. Om de door hem gestelde onrechtmatigheden aan het licht te brengen is hij rijexamens vanaf een CBR-locatie gaan volgen en filmt hij examenritten zonder toestemming van kandidaten en examinatoren. Volgens het CBR is dit handelen onrechtmatig. De voormalig rijschoolhouder is het hiermee niet eens, hij wil mogelijke misstanden bij het CBR aantonen en verwijst naar zijn journalistieke rol. Het CBR start een kortgedingprocedure bij de rechtbank Overijssel. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van het CBR in beperktere mate toe.

Journalistieke exceptie?

Een vraag die in deze zaak centraal staat is of de voormalig rijschoolhouder, de gedaagde in deze zaak, onrechtmatig handelt jegens het CBR. Het achtervolgen van examenritten, al dan niet met een draaiende camera, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor gewone burgers in beginsel in strijd is met de maatschappelijke betamelijkheid en is daarmee onrechtmatig.

Dit onrechtmatige karakter kan echter veranderen. Artikel 10 EVRM biedt aan journalisten een verdergaande bescherming dan aan de gewone burger. Het is tussen partijen niet in geschil dat de activiteiten van de gedaagde zijn verricht uit hoofde van zijn journalistieke rol.

Als uitgangspunt geldt, zo motiveert de voorzieningenrechter, dat iedere journalist instaat moet zijn om zijn journalistieke rol uit te kunnen voeren. Het verzamelen van informatie is een essentiële voorbereidende stap in de journalistiek en is daarmee een beschermd onderdeel van de persvrijheid. Deze bijzondere bescherming geniet de journalist alleen als hij zich ook behoorlijk gedraagt. 

Geen sprake van behoorlijk handelen

De vraag die door de voorzieningenrechter moet worden beantwoord is of de handelswijze van de gedaagde voldoet aan de eisen van een behoorlijk handelend journalist. De rechter komt tot het oordeel dat dit niet het geval is. Het is aannemelijk geworden dat de gedaagde in ieder geval een deel van de examenritten onafgebroken volgt. Het CBR kan hierdoor haar taken niet goed uitoefenen waardoor er examens afgebroken moeten worden en opnieuw ingepland worden. Hierdoor worden er examenkandidaten gedupeerd. Zeker dat laatste kan de bedoeling van het journalistieke onderzoek niet zijn, zo oordeelt de voorzieningenrechter. 

Grondslagen van art. 6 AVG

Vaststaat dat er filmmateriaal is opgenomen zonder instemming van de examenkandidaat en examinator. Op grond van artikel 6 AVG is voor het herkenbaar in beeld brengen van personen in beginsel toestemming van die personen vereist, tenzij de gedaagde zich kan beroepen op een andere grondslag. Een dergelijke grondslag of toestemming is niet door de gedaagde aangevoerd. De voorzieningenrechter acht het dan ook aannemelijk dat in elk geval een deel het filmmateriaal beelden bevat die zonder wettelijke grondslag zijn gemaakt en dus onrechtmatig zijn vastgelegd. 

Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat journalisten weliswaar een zekere vrijstelling van de eisen van de AVG hebben, maar dat die vrijstelling geen betrekking heeft op artikel 6 AVG. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient tegen deze achtergrond te worden geoordeeld dat daar waar de journalist, in strijd met de AVG, personen herkenbaar in beeld brengt, de journalist niet te goeder trouw handelt en dus evenmin beschermd wordt door de persvrijheid van artikel 10 EVRM.

Geen volledig verbod

De voorzieningenrechter legt geen volledig verbod op. De rechter acht het van belang dat enerzijds de gedaagde als journalist de informatie kan blijven verzamelen die hij nodig acht voor zijn onderzoek, en anderzijds moet het CBR beschermd worden zodat zij rijexamens kan afnemen in een normale verkeerssituatie. 

Het wordt de gedaagde verboden om examenritten te volgen op een wijze die het normale verkeer frustreert, waaronder in ieder geval moet worden begrepen het structureel en onafgebroken achtervolgen van examenritten. Verder wordt het de gedaagde verboden om de aan de examenritten deelnemende personen herkenbaar op camera in beeld te brengen, tenzij de gedaagde van deze personen toestemming heeft gekregen of anderszins op grond van de AVG tot de verwerking van die beelden gerechtigd zou zijn.

Meer weten?

Heb je nog vragen over dit onderwerp of over privacyvragen in het algemeen, neemt dan gerust contact op of lees andere artikelen over dit onderwerp.