AP publiceert Boetebeleidsregels
De AP heeft op 14 maart 2019 beleidsregels gepubliceerd voor boeteoplegging bij schending van de verschillende privacywetten.
Boeteoplegging
De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) voorziet in een uitgebreide bevoegdheid voor nationale toezichthouders om boetes op te leggen bij overtredingen. Op grond van art. 14 lid 3 UAVG (de Uitvoeringswet AVG) is deze bevoegdheid in Nederland toebedeeld aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP heeft op 14 maart 2019 beleidsregels gepubliceerd voor boeteoplegging bij schending van de verschillende privacywetten. Deze beleidsregels hebben ook betrekking op de boetebevoegdheid van de AP onder de Telecommunicatiewet de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
De boetebeleidsregels
De boetebeleidsregels hebben enerzijds tot doel om inzicht te geven in de factoren die de hoogte van de boete bepalen. Anderzijds bieden de beleidsregels flexibiliteit aan de AP om in individuele gevallen maatwerk te leveren. Bij de vaststelling van de hoogte van de boete moet de AP onder andere het wettelijk boetemaximum, de toepasselijke bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht nemen.
De hoogte van bestuurlijke boetes
Bij het bepalen van de categorie-indeling heeft de AP ervoor gekozen de overtredingen steeds in te delen in drie categorieën, waaraan in zwaarte oplopende bestuurlijke geldboetes zijn verbonden. Het gaat hier om de volgende die boetemaxima:
Overtredingen met een wettelijk boetemaximum van € 900.000
Categorie I Boetebandbreedte tussen € 0 en € 250.000 Basisboete: € 125.000
Categorie II Boetebandbreedte tussen € 150.000 en € 600.000 Basisboete: € 375.000
Categorie III Boetebandbreedte tussen € 350.000 en € 900.000 Basisboete: € 625.000
Overtredingen met een wettelijk boetemaximum van € 830.000
Categorie I Boetebandbreedte tussen € 0 en € 200.000 Basisboete: € 100.000
Categorie II Boetebandbreedte tussen € 120.000 en € 500.000 Basisboete: € 310.000
Categorie III Boetebandbreedte tussen € 300.000 en € 830.000 Basisboete: € 565.000
Overtredingen met een wettelijk boetemaximum van € 83.000
Categorie I Boetebandbreedte tussen € 0 en € 25.000 Basisboete: € 12.500
Categorie II Boetebandbreedte tussen € 15.000 en € 50.000 Basisboete: € 32.500
Categorie III Boetebandbreedte tussen € 30.000 en € 83.000 Basisboete: € 56.500
Een uitzondering hierop vormen de bepalingen inzake overtreding waarvan de AP een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste het bedrag van € 20.000 000 of, voor een onderneming, tot 4% van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar. De overtredingen waarop dit wettelijk boetemaximum van toepassing is, zijn opgedeeld in vier categorieën. Deze laat ik kortheidshalve ongenoemd.
Bij het vaststellen van de op te leggen boete wordt onder meer gelet op de ernst van de overtreding en de mate waarin de overtreding aan de overtreder kan worden verweten. De AP kan daarbij “door- of terugschieten” in de boetebandbreedte van de naast hogere, respectievelijk de naast lagere categorie. Het treden buiten de grenzen van de boetebandbreedte van de toepasselijke boetecategorie is aan de orde, zo stelt de AP, indien de hoogte van de boete, gezien de omstandigheden van het concrete geval, anders niet voldoende preventieve werking heeft dan wel onevenredig hoog is. Op grond van art. 8.2 van de beleidsregel kan recidive tot een verhoging van de boete leiden.
Toepassing van het evenredigheidsbeginsel
Binnen de boetebeleidsregels wordt invulling gegeven aan het evenredigheidsbeginsel. Dit beginsel komt tot uiting in art. 2a UAVG en bepaalt dat dat zij de behoeften van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in acht neemt.
De Autoriteit persoonsgegevens neemt bij de toepassing van de verordening de specifieke behoeften van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen als bedoeld in artikel 2 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU 2003 L124) in aanmerking.
Dit evenredigheidsbeginsel brengt mee dat de AP bij het vaststellen van een boete zo nodig rekening houdt met de financiële omstandigheden waarin de overtreder verkeert. Dit komt tot uiting in art. 9 van de verordening. In het geval dat de Autoriteit Persoonsgegevens heeft vastgesteld dat er sprake is van onvoldoende draagkracht van de overtreder, kan de AP de boete matigen.