Rechtvaardigingsgrond bij cameragebruik in gemeenschappelijke ruimte
Twee buren huren beiden een pand met een gemeenschappelijk binnenterrein. De een huurt een bovenwoning, de ander een beneden gelegen winkel. De huurder van de winkel heeft twee camera’s gemonteerd die zijn gericht op een deel van het binnenterrein. De huurder van de woning is van mening dat dit onrechtmatig is. De kantonrechter is van oordeel dat met het gebruik van de camera’s weliswaar inbreuk wordt maakt op het recht op privacy van de huurder van de woning, maar dat deze inbreuk gering is en tegenover de belangen van de huurder van de winkel. Het gebruiken van de camera’s levert in deze situatie geen onrechtmatig handelen op.
Geschatte leestijd: 5 minuten
Bodemprocedure
De eiser in deze zaak is de huurder van de woning. De gedaagde, de huurder van de winkel, heeft twee camera’s gemonteerd die zijn gericht op een deel van het binnenterrein. De ene camera is een bolcamera, de andere is een deurbel met daarin een camera. In kortgeding heeft de voorzieningenrechter eerder geoordeeld dat met de camera’s slechts een kleine inbreuk op de privacy van de eiser wordt gemaakt. De belangenafweging die werd gemaakt viel in het voordeel uit van de gedaagde. De eiser is het met dit voorlopig oordeel niet eens en hij vordert in deze bodemprocedure nogmaals om de gedaagde te veroordelen tot het verwijderen van de camera’s en ook te verbieden om nog nieuwe camera’s op te hangen die een inbreuk maken op de privacy van de eiser.
Twee camera’s
Volgens de eiser staan beide camera’s gericht op de binnenplaats en bestrijken zij de gehele binnenplaats. Door de camera’s wordt het dagelijkse leven en komen en gaan van eiser nauwlettend en compleet vastgelegd door de gedaagde. Iedere keer als de eiser zijn woning wenst te betreden of naar de openbare weg wenst te gaan loopt hij in het zicht van beide camera’s. De bolcamera lijkt ook aan te staan in de avond en als de winkel gesloten is. De eiser ervaart dit als een zware en ernstige inbreuk op zijn privacy. Gedaagde handelt hierdoor onrechtmatig en in strijd met de AVG.
Volgens de gedaagde zijn de camera’s primair gericht op de bezoekers van de gedaagde en de door haar gehuurde parkeerplaatsen en in het geheel niet op de woning van de eiser. De deurbelcamera springt pas aan als er wordt aangebeld. De bolcamera is gericht op met name de parkeerplaatsen op de binnenplaats. De gedaagde heeft een duidelijk concreet en relevant belang bij behoud van de camera’s. Dit heeft te maken met haar haar minder mobiele klanten en dat zij eerder te maken heeft gehad met criminaliteit op het terrein.
Rechtvaardigingsgrond kan het onrechtmatige karakter wegnemen
De vraag is nu of de camera’s aan de achterzijde van het gehuurde een onrechtmatige inbreuk op de privacy van de eiser opleveren. In beginsel, zo stelt de kantonrechter, levert een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer een onrechtmatige daad op. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan echter aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of er sprake is van een dergelijke rechtvaardigingsgrond moet worden beoordeeld door in het licht van alle omstandigheden van het geval tegen elkaar af te wegen enerzijds de ernst van de inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die met de inbreukmakende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend (Hoge Raad 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9609). Ook moet worden getoetst of het gebruik van de camera’s voldoet aan de eisen van proportionaliteit (is er sprake van een redelijke verhouding tussen het doel en het ingezette middel) en subsidiariteit (is dit het minst ingrijpende middel om het doel te bereiken).
Wel inbreuk op privacy maar geen onrechtmatige inbreuk
Met beide camera’s wordt op zich inbreuk gemaakt op de privacy van de eiser, zo stelt de kantonrechter. Op de deurbelcamera is hij mogelijk in beeld, maar klein en niet goed herkenbaar en de beelden worden niet opgeslagen. Dit levert een zeer beperkte inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer op. Tegenover deze zeer beperkte inbreuk staat het belang van de gedaagde dat zij van binnenuit, vanuit haar kantoor, gericht op de straat aan de voorzijde, kan zien wie er bij de achterdeur staat, waarna zij eventueel op afstand de deur kan openen. Dat heeft zowel praktische aspecten als veiligheidsaspecten. Gelet op dit belang van de gedaagde is de kantonrechter van oordeel dat de inbreuk die de deurbelcamera op de persoonlijke levenssfeer van de eiser maakt, niet onrechtmatig is.
De bolcamera staat niet gericht op de woning of de opgang van de woning van de eiser. Slechts als hij op het linkerdeel van het gezamenlijke binnenterrein komt, en op de gezamenlijk gehuurde parkeerplaatsen, komt hij in beeld, welke beelden tijdelijk worden opgeslagen. Ook dat is in beginsel een inbreuk op zijn privacy. Maar ook deze inbreuk leidt naar oordeel van de kantonrechter niet tot een onrechtmatige inbreuk. De bolcamera, zo motiveert de kantonrechter, dient diverse (veiligheids-)belangen en die belangen wegen zwaarder dan het belang van de eiser. Gelet op de diverse (veiligheids-) belangen kan ook niet gezegd worden dat een minder ingrijpend middel voorhanden is. Een alarminstallatie ziet geen vallende klant of wie op het terrein aan eigendommen van de gedaagde zit.
Cameragebruik in gemeenschappelijke ruimte leidt niet tot onrechtmatige inbreuk op privacy
De vordering van de eiser tot het verwijderen van de twee camera’s wordt afgewezen omdat er geen sprake is van een onrechtmatige inbreuk op zijn privacy.
Vragen over privacyrecht en AVG?
Heb je nog vragen over dit onderwerp, neemt dan gerust contact op of lees andere artikelen over dit onderwerp.