Schadevergoeding onder de AVG onderbouwen
Een vordering op schade dient onderbouwd te worden. Dit geldt ook bij een schadevordering op grond van de AVG.
Schadevergoeding op grond van de AVG
Bijna een jaar geleden, op 28 mei 2019, werd in Nederland voor de eerste keer door een rechter schadevergoeding op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) toegekend. Ik schreef er destijds over in deze blog.
De rechtbank Overijssel had een schadevergoeding van € 500 toegekend wegens schending van privacy door de gemeente Deventer. In deze zaak stond hoger beroep open waarvan de gemeente gebruik heeft gemaakt In hoger beroep is de uitspraak tegen de gemeente Deventer vernietigd. Waarom is de uitspraak vernietigd?
Wat was er ook alweer aan de hand?
De betrokkene in deze zaak had twee Wob-verzoeken bij de gemeente Deventer ingediend. Ambtenaren van de gemeente Deventer hadden ambtenaren van andere bestuursorganen hierover per e-mail geïnformeerd, waarbij de persoonsgegevens van de betreffende man werden meegestuurd. De betrokkene ging daartegen in bezwaar. Dit werd afgewezen. Vervolgens ging de betrokkene in beroep bij de rechter. De rechtbank constateerde dat de gemeente de persoonsgegevens van de man niet had mogen doorsturen en gelastte de gemeente een nieuw besluit te nemen. De gemeente nam een nieuw besluit en gaf de betrokkene gelijk. Het verzoek om schadevergoeding wees de gemeente echter af. De betrokkene ging hiertegen in beroep bij de rechtbank.
De uitspraak van de bestuursrechter in 2019
De bestuursrechter kwam op 28 mei 2019 tot het oordeel dat de betrokkene “in zijn persoon is aangetast wegens verlies van controle over zijn persoonsgegevens”. Het betreft hier een persoonlijkheidsrecht. Dit betekent dat de betrokkene op grond van artikel 82 van de AVG in samenhang met artikel 6:106 van het BW recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Wat betreft de hoogte van die vergoeding nam de rechtbank in acht dat in het onrechtmatige besluit geen rechtvaardiging is gegeven voor de verwerking van de persoonsgegevens van de betrokkene.
Onvoldoende gespecificeerd en niet aannemelijk gemaakt
In haar uitspraak van 1 april jl. ging de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet mee in de redenering van de rechtbank. De afdeling komt hierbij tot de volgende overweging: “De appelent heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom het noemen van zijn naam en woonplaats in de mededeling dat hij twee, niet-gespecificeerde, Wob-verzoeken heeft ingediend als reactie op een verzoek van een andere gemeente, als aantasting van de persoon kan worden gekwalificeerd. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt welke nadelige gevolgen voor hem zijn voortgevloeid uit het noemen van zijn naam en woonplaats. De enkele stelling van de appellant, dat het noemen van zijn naam stigmatiserend werkt, is onvoldoende”. De afdeling verklaart het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Deventer gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 28 mei 2019. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
Conclusie: schade onderbouwen!
Met het verliezen van de controle over je persoonsgegevens ontstaat er niet automatisch schade in de zin van de AVG. Wanneer je op grond van het BW in rechte stelt dat je schade hebt geleden, is het noodzakelijk om die schade zo goed mogelijk aan te tonen. Het volstaat daarbij niet om maar een bedrag te vorderen. Een vordering op schade dient onderbouwd te worden. Dit geldt dus ook bij een schadevordering op grond van de AVG.