Vergunning van rechtswege

Onenigheid over e-mail en de vergunning van rechtswege


Onenigheid over bezwaar via e-mail en de vergunning van rechtswege

Elektronisch berichtenverkeer

Al eerder heb ik geschreven over “elektronisch berichtenverkeer” tussen een burger en de overheid. Het gebruik van e-mail leidt met enige regelmaat nog steeds tot verwarring waarbij er een beroep op de rechter wordt gedaan die er zijn oordeel over mag vellen. Zo ook in onderstaande zaak waarbij de burger zich uiteindelijk tot de Raad van State heeft gewend om zijn gelijk te halen. In deze uitspraak van 11 oktober 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een oordeel gegeven over de geldigheid van per e-mail ingediende stukken en hiermee het verkrijgen van een omgevingsvergunning van rechtswege.

Omgevingsvergunning

Eerder, op 12 augustus 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van een pand in Zierikzee als woning en pension. Op 2 december 2015 heeft het college het gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Op 7 juni 2016 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de appellant hoger beroep ingesteld. De appellant was van mening dat het college niet bevoegd was om een weigeringsbesluit te nemen omdat er al op dat moment een omgevingsvergunning van rechtswege zou zijn verleend. De appellant heeft aangetoond dat hij met een e-mail op 26 juni 2015 een aantal ontbrekende gegevens heeft ingediend die nodig waren voor de aanvraag. Hiermee, zo stelt de appellant, is de beslistermijn op deze dag gaan lopen. Hierdoor was het weigeringsbesluit van 12 augustus 2015 buiten de zes weken termijn genomen, zo voert de appellant aan.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vangt aan door het wettelijke kader te schetsen waarbinnen deze zaak beoordeeld moet worden. Hierbij noemt de Afdeling de artikelen 2.15 en 2.17 Awb. Hierin is onder meer het volgende bepaald: Een bericht kan elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg. Als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is ontvangen, geldt het tijdstip waarop het bericht zijn systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt.

Mailverkeer

De mail die de appellant aan de gemeente had gestuurd was aan de behandelend ambtenaar persoonlijk toegestuurd. Ter zitting bij de Afdeling is vast komen te staan dat die betreffende e-mail nog diezelfde dag, op 26 juni 2015, door de ambtenaar naar het daartoe bestemde e-mailadres van de gemeente was doorgestuurd. Dit is een belangrijk gegeven omdat de gemeente op haar website een e-mailprotocol heeft geplaatst waarin staat vermeld dat berichten verzonden aan het algemene e-mailadres gemeente@(…) of via het contactformulier als poststuk worden behandeld. Dat geldt niet voor e-mailberichten die zijn gericht aan persoonlijke e-mailadressen.

De afdeling komt, gelet op het bovenstaande en art. 2.17 lid 2 Awb, tot het oordeel dat het e-mailbericht van de appellant het systeem van gegevensverwerking van het college op 26 juni 2015 heeft bereikt. Dit betekent dat de aanvraag op 26 juni 2015 compleet was. Op grond van de Algemene termijnenwet diende er voor 11 augustus 2015 te worden besloten op de aanvraag van de appellant. Op 12 augustus 2015 waren burgemeester en wethouders niet langer bevoegd een besluit te nemen, omdat er al een vergunning van rechtswege was verleend.

Ook uit deze zaak blijkt weer dat bij elektronisch berichtenverkeer tussen burgers en overheid beide partijen oplettend dienen te zijn bij de wijze waarop het berichtenverkeer plaatsvindt. Deze oplettendheid kan ongewenste en onverwachte situaties voorkomen.