Aanbesteding ICT

Fouten bij aanbesteding ICT-systeem


Fouten bij ICT aanbesteding

ICT aanbesteding

Bij de aanbesteding voor het vervangen van ICT-systemen is er zowel door Rijkswaterstaat als door de aanbieder een fout gemaakt. Deze fout bestond voor Rijkswaterstaat uit het niet aanpassen van een formulier inzake het juiste aantal testobjecten. De fout voor de aanbieder bestond uit het niet indienen van een ondertekend inschrijvingsbiljet. Rijkswaterstaat had hiervoor in eerste instantie herstel aangeboden maar heeft nadien de aanbieding ongeldig verklaard. Terecht, zo blijkt uit deze uitspraak van de rechtbank in Den Haag.

Wat ging er fout

Rijkswaterstaat heeft een aanbestedingsprocedure gestart voor het vervangen van ICT-systemen in de verkeerscentrale Velsen. In een van de aanbestedingsstukken is een verkeerd aantal testobjecten genoemd. Het juiste aantal is bevestigd in een nota van inlichtingen maar is vervolgens niet juist op TenderNed geplaatst. Daarnaast was er op TenderNed een verkeerd formulier geplaatst om de prijzen per eenheid in te vermelden.

De aanbieder (een combinatie van twee organisaties) was op haar beurt vergeten om het getekende inschrijvingsbiljet in te dienen. Rijkswaterstaat heeft de aanbieder vervolgens de mogelijkheid gegeven om dit na te sturen, hetgeen direct door de aanbieder is gedaan.

Rijkswaterstaat gunt de opdracht aan een andere partij

Na de beoordeling van de aanbiedingen stuurt Rijkswaterstaat de aanbieder het bericht dat zij voornemens zijn om de opdracht aan een andere partij te gunnen. Hierbij vermelden zij dat de inschrijving van de aanbieder ongeldig is vanwege het ontbreken van het getekende inschrijvingsbiljet. Dit ondanks het herstel dat in eerste instantie werd aangeboden. Rijkswaterstaat was namelijk van mening dat het aanbestedingsrecht zich verzet tegen dit aangeboden herstel.

De aanbieder was het hiermee niet eens en vordert in een kortgeding dat het Rijkswaterstaat wordt verboden om de aanbieding aan een ander te gunnen en om de aanbestedingsprocedure opnieuw te volgen. Dit omdat Rijkswaterstaat, kort gezegd, de vooraf bekendgemaakte spelregels niet zou hebben gevolgd. Daarnaast wordt aangevoerd dat de uitvraag zou zijn gewijzigd hetgeen aanbestedingsrechtelijk niet is toegestaan. Als andere mogelijke oplossing (de subsidiaire vordering) ziet de aanbieder het toch geldig verklaren van haar inschrijving en het aan haar gunnen van de opdracht. Het ontbreken van het getekende inschrijfformulier is een gebrek dat zich leent voor eenvoudig herstel daarbij komt dat Rijkswaterstaat het vertrouwen heeft gewekt dat dit herstel mogelijk was.

De rechter denkt er anders over

De Haagse voorzieningenrechter is het hiermee duidelijk niet eens. Naar haar oordeel is er immers geen sprake van een ontoelaatbare wijziging van de procedure nadat de inschrijving was gesloten. Het aantal testobjecten was gewijzigd hetgeen bekend is gemaakt vóór het sluiten van de inschrijving. Rijkswaterstaat heeft de beoordeling vervolgens uitgevoerd aan de hand van de oorspronkelijke aanvraag. Naar het oordeel van de rechter is er geen strijd met het transparantiebeginsel nu de inschrijvingen zijn beoordeeld zoals deze bij het sluiten van de inschrijvingen zijn ontvangen. De subsidiaire vordering wordt eveneens afgewezen. Rijkswaterstaat dient, zo stelt de rechter, bij de beoordeling van de inschrijvingen uit te gaan van de inschrijvingen zoals deze bij het sluiten van de termijn zijn ontvangen. Het transparantiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling  verzetten zich tegen het wijzigen of aanvullen van een inschrijving. Dat de aanbieder zich beroept op het vertrouwensbeginsel verandert niets aan de situatie. Het gelijkheidsbeginsel prevaleert boven het vertrouwensbeginsel zo blijkt uit vaste jurisprudentie. Naar oordeel van de rechter is Rijkswaterstaat terecht teruggekomen op de herstelmogelijkheid die aan de aanbieder was geboden.

Ongeldig blijft ongeldig

Deze uitspraak is een mooi voorbeeld van de huidige stand van zaken rondom gebreken bij aanbestedingen. Ook uit eerdere uitspraken blijkt steeds vaker dat het gebrek voortkomend uit het ontbreken van stukken, die op straffe van uitsluiting moeten zijn ingediend, niet mag worden hersteld.